Van visie naar uitvoering.
Voor de uitvoering van deze visie en de relatie met het geldende beleid hanteren we een indeling die is afgestemd op de doorwerking van de omgevingsvisie in programma's en een omgevingsplan.
In de Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030 laten we zien waar de gemeente Noord-Beveland voor staat en waar we naar toe willen in de toekomst. De combinatie van ambities, waarden en thema's bepaalt de mogelijkheden voor nieuwe initiatieven. We geven aan wat er wel en niet kan in onze verschillende gebieden. De omgevingsvisie is op 16 december 2021 vastgesteld door de gemeenteraad.
Lees verder via één van de trefwoorden over het onderwerp of klik via de kaart naar uw gebied.
Voor de uitvoering van deze visie en de relatie met het geldende beleid hanteren we een indeling die is afgestemd op de doorwerking van de omgevingsvisie in programma's en een omgevingsplan.
Voor de uitvoering van deze visie en de relatie met het geldende beleid hanteren we een indeling die is afgestemd op de doorwerking van de omgevingsvisie in programma's en een omgevingsplan.
De Omgevingswet beoogt dat met de omgevingsvisie er één beleidsdocument bestaat waarin het beleid voor fysieke leefomgeving op hoofdlijnen en in samenhang is opgenomen.
In de omgevingsvisie is dit als uitgangspunt genomen. Tegelijkertijd constateren we dat actuele opgaven telkens om nieuw beleid vragen. Tevens is er sprake van recent vastgesteld (sectoraal) beleid met daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma’s, die nog niet in samenhang met andere beleidsvelden zijn opgesteld. Kortom, er is een continue stroom van beleidsontwikkeling op allerlei beleidsvelden. Iets dat met de Omgevingswet ook niet zal veranderen. Vandaar dat het gehele stelsel van de Omgevingswet is gebaseerd op de zogenaamde beleidscyclus.
Het bovenstaande vraagt wel om een nieuwe benadering van beleid en uitvoering, om ook in de toekomst de beleidscyclus op een goede wijze te kunnen hanteren.
Van visie naar uitvoering
In deze omgevingsvisie hebben we ons strategisch beleid op hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving tot 2030 uiteengezet. De wijze waarop we dat gaan doen (de ‘hoe'- vraag) is opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma wordt samengevoegd met het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie, zodat er 1 uitvoeringsprogramma ontstaat.
De Omgevingswet gaat er van uit dat het beleid voor de fysieke leefomgeving in één document, de omgevingsvisie, in samenhang is beschouwd en opgenomen. In de praktijk is “de winkel tijdens de verbouwing” gewoon open gebleven. Dit betekent dat er nieuw (gebiedsgericht) beleid in ontwikkeling is (bijvoorbeeld de Gebiedsvisie Veerse Meer 2020 - 2030), maar er ook al langer bestaand beleid van kracht is. Het bestaande beleid kent vaak een beleids- en uitvoeringscomponent en kan niet altijd 1- op-1 worden opgenomen in de omgevingsvisie. Het simpelweg intrekken van het bestaande beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving zou betekenen dat er allerlei hiaten en leemtes gaan ontstaan. Dat willen we uiteraard voorkomen. Daarom gaan we bouwen aan een nieuw 'beleidshuis'. Hiermee wordt inzichtelijk op welke wijze we het bestaande beleid en de lopende trajecten gaan organiseren.
Met de vaststelling van deze omgevingsvisie is hiermee een start gemaakt. De transformatie zal de komende jaren gaandeweg gaan plaatsvinden. De reden dat we dit doen is dat we ons beleid, in de geest van de Omgevingswet, meer in samenhang willen bezien (van sectoraal naar integraal).
Deze benadering is gebaseerd op de volgende principes:
In de onderstaande figuur is deze nieuwe benadering weergegeven.
Programma's
Met deze drie componenten worden zowel de lopende gebiedsgerichte projecten als de lopende beleidsmatige trajecten een plek gegeven in het beleidshuis. Daarnaast zijn er ook vastgestelde sectorale of thematische beleidsdocumenten (zoals het gemeentelijk klimaatbeleid), die nog steeds actueel zijn en het afwegings- en beoordelingskader voor nieuwe initiatieven vormen. Deze sectorale (beleids)documenten worden onder de vijf beleidsgerichte programma’s “gehangen”. Deze vijfdeling zorgt ervoor dat de toekomstige uitwerking ook integraal plaatsvindt. In het raadsbesluit, waarbij deze visie is vastgesteld, is aangegeven op welke wijze deze programma's zijn 'gevuld'. Bij het opstellen van het omgevingsplan wordt bepaald welke visie- en programmaonderdelen hierin worden geborgd. Het uitvoerings- en actieprogramma zal geënt zijn op de nog vast te stellen participatienota. Samengevat betekent dit het volgende:
Deze nieuwe ordening heeft uiteraard geen consequenties voor de inhoud van het beleid en/of beleidskeuzes. Dit is aan de gemeenteraad.
COVID 19
Hoewel de omgevingsvisie op de lange termijn is gericht (2030) is het niet ondenkbaar dat de gevolgen van de COVID-19-pandemie vragen om maatregelen en acties die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving, het beleid of een ruimtebeslag tot gevolg hebben. De omgevingsvisie zou eventuele maatregelen na de coronacrisis in ieder geval niet in de weg moeten staan. Voor zover mogelijk is bij het opstellen van de visie rekening gehouden met de gevolgen van de coronacrisis. Bij de consultatie van de stakeholders is hier nadrukkelijk aandacht aan besteed.
Rol van de gemeente in het uitvoeren van de omgevingsvisie
Bij uitvoering van de omgevingsvisie handelen we in de geest van de Omgevingswet. Hiermee zetten we onze huidige sturingsfilosofie in wezen voort. We betrekken de stakeholders, nemen de regie waar nodig en faciliteren waar dit kan, waarbij stimuleren de rode draad in ons handelen is.
Kostenverhaal en financiële bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen
Bij het uitvoeren van projecten van initiatiefnemers maken wij als gemeente kosten. Deze kosten betaalt de initiatiefnemer. Hiervoor leggen we in principe afspraken vast in een (anterieure) overeenkomst met deze initiatiefnemer. Lukt dit niet, dan kunnen we (nu nog) met een exploitatieplan de kosten alsnog (achteraf) verhalen. Een exploitatieplan voorziet in een publiekrechtelijke borging van het kostenverhaal. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt het exploitatieplan. Dit publiekrechtelijke kostenverhaal wordt/is geïntegreerd in het omgevingsplan, het projectbesluit of de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De term grondexploitatiekosten wordt/is vervangen door kosten die gemaakt zijn voor werken, werkzaamheden en maatregelen.
Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen: wetscontext
Bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen hebben betrekking op maatschappelijk belangrijke functies, zoals natuur, recreatie, landschap, een evenwichtige woningvoorraad en infrastructuur. De Wet ruimtelijke ordening biedt met artikel 6.24 de mogelijkheid om daarvoor anterieur een financiële bijdrage te vragen van initiatiefnemers als deze ontwikkelingen in een structuurvisie zijn opgenomen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet treedt artikel 13.22 in de plaats van artikel 6.24 Wro. De aangewezen ontwikkelingen waarover een overeenkomst kan worden gesloten staan in artikel 8.20 van het Omgevingsbesluit (Ob).
Naast deze minnelijke variant (artikel 13.22 Ow) krijgen de financiële bijdragen in de Omgevingswet ook een publiekrechtelijk afdwingbare variant (artikelen 13.23 en13.24 Ow). Voor de omgevingsvisie Noord-Beveland 2030 richten we ons op de minnelijke (vrijwillige) variant.
In de onderstaande figuur is het bovenstaande gevisualiseerd.
De gevraagde financiële bijdrage kan worden ingezet voor de realisatie van maatschappelijke functies. De gemeente kan dit dus opnemen in een overeenkomst met de betreffende initiatiefnemer. Er dient wel sprake te zijn van een ruimtelijke en functionele samenhang tussen de betalende en ontvangende ontwikkeling. Deze samenhang wordt in deze paragraaf beschreven c.q. toegelicht.
Omdat de omgevingsvisie wordt vastgesteld onder de Wro is het overgangsrecht zoals opgenomen in de Invoeringswet Omgevingswet ten aanzien van het kostenverhaal en financiële bijdragen van toepassing. Deze regeling heeft een eerbiedigende werking.
Toepassing minnelijke financiële bijdrage
In deze omgevingsvisie is beschreven welke basiswaarden de gemeente wenst te behouden, verbeteren of ontwikkelen. Daarnaast is in de visie beschreven voor welke (maatschappelijke) opgaven de gemeente staat, zoals de klimaat- woningbouw- en energietransitieopgave. Bij de beoordeling van een initiatief wordt nagegaan welke ruimtelijke impact dit heeft op de basiswaarden. De gemeente vindt het daarnaast belangrijk dat ontwikkelingen die worden toegestaan een bijdrage leveren aan de verduurzaming en de toekomstbestendigheid van Noord-Beveland. De financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkeling wil de gemeente daarom onderbrengen in een fonds. In termen van betalende en ontvangende ontwikkelingen zien wij een volgende samenhang.
Energieopwekking:
Het plaatsen van zonnepanelen op niet primair-agrarische gronden draagt bij aan de verduurzaming van onze gemeente, maar heeft impact op het landschap. In deze omgevingsvisie zet de gemeente in op het stimuleren van zonnepanelen op daken en het verlenen van subsidie voor het isoleren van woningen, waarmee op termijn het landschap niet meer aangetast wordt.
Daar waar de gemeente de plaatsing van zonnepanelen op daken/constructies boven agrarische gronden wel toestaat, wordt een bijdrage gevraagd van € 10,00 per m2 dak/constructie op welke zonnepanelen worden gelegd, welk bedrag wordt gestort in het fonds om de stimuleringsmaatregelen/subsidies op het gebied van verduurzaming/energietransitie voor particulieren mede te kunnen financieren.
Het bedrag van € 10,00 per m2 is als volgt tot stand gekomen: de prijs van bedrijfsgrond bedraagt € 100,00 per m2. Het bedrag dat in het fonds wordt gestort vertegenwoordigt 10% van de grondprijs voor bedrijfsgrond, dit in verband met het meervoudig ruimtegebruik dat als expliciete voorwaarde geldt voor de plaatsing van zonnepanelen op daken/constructies boven agrarische grond.
In Noord-Beveland dienen richting 2050, 4.500 woningen te worden verduurzaamd. Verduurzaming kost gemiddeld € 25.000,00 per woning. Gelet hierop moet er voor een bedrag van 112,5 miljoen euro worden verduurzaamd. De gemeente wil hier een bijdrage aan leveren middels subsidies en stimuleringsmaatregelen die worden gefinancierd vanuit het fonds.
Recreatieontwikkeling en woningbouwmogelijkheden:
Recreatieve ontwikkelingen in de vorm van functiewijzigingen naar bijvoorbeeld recreatiewoningen* dan wel uitbreiding van (recreatieve) bouwmogelijkheden leiden tot ruimteclaims die impact hebben op de kernkwaliteiten, basiswaarden en structuren van en op Noord-Beveland. Om ervoor te zorgen dat deze landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve kwaliteiten en structuren binnen onze gemeente behouden blijven dan wel versterkt worden (zoals fiets-wandelstructuur, landschapsontwikkeling) vragen wij in de volgende gevallen een vrijwillige bijdrage ten behoeve van het fonds:
* Recreatiewoning: een gebouwd recreatief nachtverblijf met een vloeroppervlak (begane grond) van meer dan 70 vierkante meter en/of een nokhoogte hoger dan 5,5 meter.